donkerende dagen – drieluik

Proza afasie

1 Ochtend
Lang, te lang is hij weg, vindt ze, haar Sidonius.
Maar waar ligt de grens tussen lang en te lang? Schuift die mee met een stemming, voegt die zich naar een stoelgang, signaleert die welke richting iemand oploopt, houdt die rekening met de stand van de maan? Misschien?

Plussen en minnen woelen door haar hoofd.
Hij was niet onrustig; of toch wel?
Hij had goed gepoept, dat weet ze zeker;
Hij wandelde richting centrum,
zwaaide nog voor het raam bij haar bureau.

Boomkruinen aan de overkant zwiepen hun laatste blad los onder een wit streepje maan.

Verdorie, waar blijft hij nou?

In zijn jaszak geen mobieltje – te ingewikkeld – wel een kaartje met drukletters: ik heb afasie, ik praat moeilijk.
Een alarmknop aan een koord om zijn nek?
Wat… hij… de jonge god? Echt niet!

Regenwolken. Geen maanstreepje meer. Donker op straat.
Langs het raam bij haar bureau schuift een gestalte. Uit het centrum dus, zie je wel…

De voordeur valt dicht; zodra zijn wandelstok tikt in de gang, tikken haar vingers verwoed op de toetsen van haar laptop.

“Ha liefje, ik was in die winkel, je weet wel, met die aardige mevrouw en poëzie in de kast!”
Haar rug miemt: zie-je-niet-dat-ik-aan-het-werk-ben?
Ja, hier thuis gaat alles gewoon z’n gangetje.

2 Nacht
Het stormt. Ze trekt het laken over haar hoofd. Bang dat haar kinderen iets overkomt, bang dat haar kleinkinderen iets overkomt, bang dat haar man iets overkomt, bang dat de kinderen van haar man iets overkomt, bang dat de kleinkinderen van haar man… dat de ex van haar man… dat de derde vrouw van haar eerste ex… dat de tweede man van de ex van haar man… Donkere wolken pakken zich samen om haar hoofd, totdat ze geen geliefde meer kan zien. Ze rilt, duikt naar het voeteneind en de nacht treitert haar door eindeloos traag te verstrijken.

3 Middag
Prins Midas intoneert het begin van de middag: “Het is níet vijf uur, maar het is wél donker.” Scherpe observatie… hij is pas drie! ‘Om vijf uur mag hij tv-kijken,’ verklaart zijn moeder nuchter. Maar oma heeft een muzenzoon herkend.
———————–
Tegen zessen – de prins en z’n moeder zijn al lang naar huis – zet ze een spinazieschotel op tafel. Sidonius schuift aan, neemt een hap en declameert: ‘Die spinazie, die brandt helemaal niet. Jouw spinazie glijdt over mijn hoofd,… eh nee… mijn tong… en komt dan toegewijd aan in mijn innerlijk.’
————————-
Ze heft een glas wit… op het licht van de muzenzonen!

(Kargadoor opening Taalpodiumseizoen 23 september 2023)